2.1 Uitgangspunten Programmabegroting 2024-2027

We staan voor een gedegen financiële koers. Een sluitende begroting en een gezond meerjarenperspectief zijn hierbij noodzakelijke randvoorwaarden. Uit deze voorjaarsrapportage blijkt dat de prognose is dat tot en met 2025 sprake is van een structureel sluitende begroting. De structurele lasten worden gedekt door structurele baten. In termen van de wet- en regelgeving is de begroting in 2024 en 2025 materieel sluitend. Voor het opvangen van incidentele tegenvallers, is het van belang dat de Algemene dekkingsreserve (ADR) op voldoende niveau blijft. Op basis van de huidige stand is het saldo van deze reserve voldoende robuust.

De jaren 2026 en 2027 laten een tekort zien. Dit wordt veroorzaakt door de onduidelijkheid over de financieringssystematiek van het Rijk naar de gemeenten vanaf 2026, het ravijnjaar. Conform het aanvullende uitgangspunt voor het financieel beleid, waartoe de raad besloten heeft bij de vaststelling van de Programmabegroting 2023-2026 (2022.001893), mogen in het meerjarenbeeld maximaal de laatste twee jaar negatief staan als dit wordt veroorzaakt door het Rijksbeleid.
Door het Rijk is toegezegd dat in het voorjaar van 2023 meer duidelijkheid komt over de nieuwe financieringssystematiek. Formeel moet het Rijk in de meicirculaire 2023 van het gemeentefonds hier informatie over verstrekken. Op het moment van bespreking van de voorjaarsrapportage in de raad, heeft de raad de beschikking over de analyse van de meicirculaire en is duidelijk of het Rijk de toezegging nagekomen is. Als op basis van de meicirculaire blijkt dat het meerjarenbeeld in 2026 en 2027 negatief blijft, dan moet gestart worden met een proces om te komen tot een sluitend meerjarenbeeld in de Programmabegroting 2025-2028.

Als eerste maatregel wordt voorgesteld om voor wat betreft de structurele mutaties alleen de mutaties mee te nemen die voldoen aan de drie O’s: Onvoorzien, Onvermijdelijke en Onuitstelbaar. Hiermee wordt voorkomen dat de tekorten in 2026 en 2027 nog hoger worden. Mutaties die niet verwerkt zijn in het meerjarenbeeld worden toegelicht in bijlage 3.

Nacalculatie indexering

Nadat jarenlang de ontwikkeling van de inflatie redelijk stabiel was, is in 2022 en begin 2023 sprake van extreem hoge inflatiecijfers. Deze inflatiecijfers wijken behoorlijk af van de prognoses die eerder afgegeven zijn door het Centraal Planbureau (CPB). Gezien deze grotere verschillen wordt voorgesteld om vanaf deze voorjaarsrapportage een systematiek van nacalculatie van de indexering van de baten en de lasten in verband met inflatie in te voeren. Omdat de hoogte van de inflatie en de loon- en prijsstijgingen na twee jaar vastliggen, via het Centraal Economisch Plan (CEP), wordt voorgesteld om voor twee voorgaande begrotingsjaren de nacalculatie te doen. In paragraaf 3.2 Loon- en prijsontwikkelingen wordt dit verder toegelicht.

Areaalsystematiek groei van de gemeente

Vanaf het begrotingsjaar 2024 wordt in het meerjarenbeeld rekening gehouden met hogere lasten als gevolg van de groei van de gemeente. In samenwerking met BDO Accountants & Adviseurs is hiervoor een systematiek ontwikkeld waarbij voor de begrotingsposten die autonoom als gevolg van de groei van de gemeente toe nemen, rekening wordt gehouden met een stelpost per extra inwoner en per extra woning. Met autonome groei wordt nadrukkelijk bedoeld dat de groei van een begrotingspost niet valt te beïnvloeden door aanpassing van het gemeentelijk beleid. Het gaat om een onvermijdelijke groei. Een nadere toelichting is opgenomen in paragraaf 3.3 Ontwikkeling aantal inwoners, woningen en niet-woningen.

Realisatiegraad investeringen

Bij de berekening van de kapitaallasten van de investeringen is uitgegaan van een realisatiegraad van 65%. Dit percentage is gebaseerd op de realisatie in 2022. Het investeringsplan is ambitieus opgesteld. In de praktijk blijkt dat vooral door externe oorzaken de realisatie lager is dan geraamd. In het Meerjarenperspectief investeringen voorjaar 2023 (MPI) is het investeringsplan geactualiseerd. Hiermee wordt voorkomen dat een te hoog beslag op de beschikbare middelen wordt gelegd.

Onzekerheden

De onduidelijkheid over de financieringssystematiek vanaf 2026 zoals hiervoor benoemd is de grootste onzekerheid voor onze gemeente, maar ook voor alle andere gemeenten. Hiernaast zijn er nog andere onzekerheden. De belangrijkste staan hieronder.

Inflatie en rente

In deze voorjaarsrapportage is rekening gehouden met inflatie (loon- en prijsstijgingen) op basis van de prognoses in het Centraal economisch plan (CEP) van maart 2023. Door te gaan werken met een nacalculatie, zoals hiervoor beschreven, verwachten wij dat er voldoende budget is om het vastgestelde beleid uit te voeren. Echter als gevolg van de wereldwijde ontwikkelingen kan het zijn dat de hoge inflatie aanhoudt en de geraamde stelposten voor het opvangen van loon- en prijsstijgingen onvoldoende zijn. Indien dit het geval is, wordt hierover gerapporteerd in een volgende P&C-product.
Ter beteugeling van de hoge inflatie zet de Europese Centrale Bank (ECB) het rente-instrument in. De ECB streeft naar een inflatiepercentage van 2% op de middellange termijn. Vanwege de hoge inflatie zijn al enkele renteverhogingen doorgevoerd. In deze voorjaarsrapportage wordt voor het aantrekken van langlopende geldleningen rekening gehouden met een rente van 3,25%. Omdat de Nederlandse overheid, inclusief de gemeenten, voor de kredietwaardigheid een triple A status heeft, kunnen leningen tegen relatief gunstige voorwaarden aangetrokken worden. Maar het risico bestaat dat de rente verder stijgt.

Strategische heroriëntatie

In het meerjarenbeeld is rekening gehouden met het pakket maatregelen uit de strategische heroriëntatie. De ombuigingen lopen op tot € 11 miljoen in 2025 en verder. In paragraaf 3.6 Stragische heroriëntatie wordt de stand van zaken rondom de ombuigingen toegelicht. Hieruit blijkt dat een aantal posten onzeker is. In totaal gaat het om een bedrag van € 1,5 miljoen. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat deze posten wel gerealiseerd worden. In een volgend P&C-product wordt hier weer over gerapporteerd.

Principeakkoord Hervormingsagenda jeugd

De VNG en het Rijk zijn het eens geworden over een financieel kader voor de Hervormingsagenda jeugd. Hierin is afgesproken dat de besparingsopgaaf voor de jaren 2024 en 2025 wordt bevroren op het niveau van 2023. Hiermee wordt de voorgenomen besparing tijdelijk verzacht. Landelijk gaat het om € 89 miljoen in 2024 en € 196 miljoen in 2025. In totaal € 285 miljoen. Op basis van een indicatieve berekening gaat het voor Haarlemmermeer om € 0,5 miljoen in 2024 en € 1,1 miljoen in 2025. Met deze incidentele voordelen is in deze voorjaarsrapportage nog geen rekening gehouden. Dit omdat het akkoord nog niet definitief is. Op 14 juni 2023 moeten de gemeenten tijdens de algemene ledenvergadering van de VNG nog instemmen met het akkoord.
Verder heeft het Rijk voor 2024 de in het coalitieakkoord Rutte IV ingeboekte extra besparing van € 100 miljoen teruggedraaid. In het meerjarenbeeld gaan we er al vanuit dat deze besparing de gemeente geen geld kost.

Toeristenbelasting

Op basis van de door de raad aangenomen motie 'Positief gestemd!' is de raming van de toeristenbelasting in 2024 met € 1 miljoen en in 2025 met € 2 miljoen verhoogd. De raad heeft de verwachting uitgesproken dat de toerismesector zich in de periode 2023 – 2025 zal herstellen en dat als dit herstel zich heeft ingezet de behoefte naar extra hotelkamers in Haarlemmermeer geleidelijk zal terugkeren. Deze meeropbrengst is onzeker. Dit omdat de omzet van de hotels door de coronacrisis nog zwaar onder druk staat (lagere bezetting) en het nog de vraag is of met name de zakelijke reiziger weer in dezelfde mate terug komt na corona. Het grootste deel van de hotels in Haarlemmermeer is gericht op de zakelijke markt.

Conclusie

Voor de korte termijn staat de gemeente Haarlemmermeer er goed voor. Vanaf 2026 is sprake van een grote onduidelijkheid als gevolg van het Rijksbeleid. Daarom is het verstandig om vanaf 2026 geen nieuwe structurele lasten te ramen. Voorkomen moet worden dat de tekorten nog hoger worden. Hopelijk geeft het Rijk snel duidelijkheid over de nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten. Als die duidelijkheid er is, wordt het mogelijk onderbouwde voorstellen voor een sluitend meerjarenbeeld vanaf 2026 aan de raad voor te leggen.
De financiële weerbaarheid van de gemeente is goed. Dit wordt bevestigd in de benchmarks van de VNG en BDO over de financiële positie van gemeenten op basis van de jaarrekeningcijfers 2021 (zie brief aan de raad van 31 januari 2023, kenmerk X.2023.00492).
Ons weerstandsvermogen in de vorm van de Algemene dekkingsreserve is uitstekend. Aandachtspunt blijft de ontwikkeling van de hoogte van de schuld. Met name door realisatie van de grote woningbouwprojecten zal de schuld ten opzichte van andere gemeenten hoog blijven.