2.1 Uitgangspunten Programmabegroting 2023-2026

Voor het opstellen van de programmabegroting geldt als uitgangspunt artikel 189, lid 2 van de Gemeentewet dat de begroting structureel en reëel in evenwicht moet zijn. Volgens dit artikel moet de raad hier op toe zien. Verder is dit artikel ook de basis voor het financieel toezicht dat wordt uitgevoerd door de provincie Noord-Holland.

In verband met de gemeenteraadsverkiezingen is de Voorjaarsrapportage 2022 beleidsarm. Mede als gevolg hiervan is het meerjarenbeeld over alle jaren ruim positief. Dit wordt veroorzaakt door de doorwerking van het coalitieakkoord Rutte IV in de hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Deze doorwerking is in de jaren tot en met 2025 zeer positief. Dit wordt veroorzaakt door het accres, het bevriezen van de opschalingskorting en de in het coalitieakkoord opgenomen compensatie voor de jeugdzorg. Echter de middelen zijn grotendeels incidenteel. Vanaf 2026 houdt het Kabinet rekening met een fors kleiner accres en komt de opschalingskorting weer voor 100% terug in de cijfers. Hierdoor is het begrotingssaldo in 2026 € 12,5 miljoen lager dan in 2025. Deze handelswijze van het kabinet maakt het voor alle gemeenten bijna onmogelijk een gedegen structureel beleid te voeren. De bijdrage uit de algemene uitkering blijft hiermee één van de grootste onzekerheden. Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is er bij het Rijk op aangedrongen dat er zo snel mogelijk, uiterlijk bij de voorjaarsbesluitvorming 2022 van het kabinet, duidelijkheid komt over de systematiek en de financiële ruimte die daardoor ontstaat vanaf 2026. Wij ondersteunen deze oproep van de VNG, ook via het Stedennetwerk G40.

Bij het opstellen van de voorjaarsrapportage is uitgegaan van het bestaande beleid en de ombuigingen waartoe op 1 juli 2021 is besloten zijn ook volledig opgenomen. De financiële gevolgen van een nieuw coalitieakkoord worden verwerkt in de Programmabegroting 2023-2026.

Uit een uitgebracht advies door het bureau Berenschot blijkt dat er in de organisatie fricties zijn tussen enerzijds de aanwezige capaciteit en anderzijds de bestaande en voorziene taken, huidige ambities en ontwikkelingen. Mede op basis van dit advies is in de jaren 2022 en 2023 rekening gehouden met incidenteel extra personele capaciteit voor structurele taken. Met een structurele uitbreiding van de capaciteit is nog geen rekening gehouden. In het onderhandelaarsdossier voor de nieuwe coalitie is deze problematiek onder de aandacht gebracht. Mocht de noodzaak tot structurele uitbreiding van de formatie onderkend worden, dan zal op basis van het advies van Berenschot aan de raad een voorstel worden gedaan. De financiële gevolgen van de besluitvorming door de raad worden opgenomen in de Programmabegroting 2023-2026.

Onzekerheden

Naast de hiervoor al benoemde onzekerheid rondom de hoogte van de algemene uitkering, spelen er nog meer onzekerheden. De belangrijkste noemen wij hieronder.

Herijking verdeling gemeentefonds

Door de beheerders van het gemeentefonds, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de staatssecretaris van Financiën, is besloten om de nieuwe verdeling van het gemeentefonds per 1 januari 2023 in te voeren. Door de minister wordt aangegeven dat de adviezen van de ROB en de VNG worden opgevolgd met uitzondering van het advies van de ROB om het onderzoek naar de maatstaven centrumfunctie, eenpersoonshuishoudens en het onderzoek naar de overige eigen middelen te hebben afgerond voorafgaand aan invoering van het model. Deze onderzoeken worden dit jaar gestart en de verwachting is dat de uitkomsten daarvan volgend voorjaar bekend worden. Dan zal bekeken worden wat de implicaties zijn van de onderzoeken voor het model dat nu wordt ingevoerd. De onzekerheid blijft dus langer voortduren. Omdat de geadviseerde onderzoeken nog niet zijn afgerond voorafgaand aan invoering van het model, heeft de minister besloten het ingroeipad het eerste jaar niet op maximaal € 15 per inwoner te zetten, maar op maximaal € 7,50 per inwoner.

Omdat nog nader onderzoek wordt gedaan naar de overige eigen middelen en de minister de verevening van de algemene middelen in samenhang wil bezien, is besloten het vereveningspercentage van de Onroerendezaakbelastingen nog niet aan te passen. Dit heeft gevolgen voor het herverdeeleffect per gemeente. Helaas kunnen wij op basis van de beschikbare informatie niet berekenen wat het effect voor onze gemeente is. In de Voorjaarsrapportage 2022 gaan we daarom uit van het eerder door het ministerie van BZK bekendgemaakte herverdeeleffect van structureel € 2,4 miljoen. Dit is afgerond € 15 per inwoner. In 2023 is het effect € 1,2 miljoen, € 7,50 per inwoner. In de programmabegroting is al rekening gehouden met een nadeel van structureel € 555.000. In de voorjaarsrapportage wordt in 2023 een extra nadeel van € 645.000 geraamd en vanaf 2024 structureel € 1,9 miljoen.

Inflatie

Voor de inflatie (loon- en prijsstijgingen) in 2022 is in de Programmabegroting 2022-2025 rekening gehouden met de prognoses van het Centraal Planbureau (CPB) in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2021. Als gevolg van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne zijn de prijsstijgingen substantieel hoger dan waarmee rekening werd gehouden. In de voorjaarsrapportage wordt rekening gehouden met de ten tijde van het opstellen van de rapportage bekende percentages. De budgetten voor onderhoud van de openbare buitenruimte en facilitaire diensten stijgen hierdoor structureel met € 1,1 miljoen. Wellicht dat later blijkt dat de hoge inflatie nog doorwerkt in andere budgetten. Indien dit het geval is, zal hierover gerapporteerd worden in een volgend P&C-product.
Voor de geraamde investeringen geldt dat hiervoor geen stelpost is voor indexering. Per investering wordt beoordeeld of er als gevolg van loon- en prijsstijgingen extra krediet aangevraagd moet worden. Dit is onder meer afhankelijk van de aannames die zijn gedaan ten tijde van het berekenen van het noodzakelijke krediet en of er bijvoorbeeld ruimte is in de stelpost onvoorzien waarmee in veel kredieten rekening gehouden wordt.

Naast inflatie is er hinder bij de uitvoering van projecten als gevolg van schaarste aan personeel en de wereldwijde schaarste aan materialen. Dit is het gevolg van de aantrekken van de economie na de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. Als gevolg van deze schaarste aan personeel en materiaal kunnen projecten duurder worden en kan de uitvoering vertraging oplopen.

Oorlog in Oekraïne

In de voorjaarsrapportage is geen rekening gehouden met hogere lasten als gevolg van de regionale opvang en ondersteuning van Oekraïense vluchtelingen. Deze nieuwe crisis kan zowel incidentele als structurele financiële gevolgen hebben. Bij incidentele lasten kan gedacht worden aan de huisvesting van vluchtelingen uit Oekraïne, waarvoor nu nog niet duidelijk is of het Rijk die kosten volledig compenseert. Wij gaan hier wel vanuit. Bij de structurele gevolgen kan onder meer gedacht worden aan het verder oplopen van de inflatie zoals hiervoor al aangegeven. In de Najaarsrapportage 2022 wordt de raad geïnformeerd over de gemaakte kosten en of die volledig gedekt zijn. Indien daar aanleiding toe is zal de raad ook tussentijds geïnformeerd worden.

Toeristenbelasting

Op basis van de door de raad aangenomen motie 'Positief gestemd!' is de raming van de toeristenbelasting in 2024 met € 1 miljoen en in 2025 met € 2 miljoen verhoogd. De raad heeft de verwachting uitgesproken dat de toerismesector zich in de periode 2023 – 2025 zal herstellen en dat als dit herstel zich heeft ingezet de behoefte naar extra hotelkamers in Haarlemmermeer geleidelijk zal terugkeren. Deze meeropbrengst is onzeker. Dit omdat de omzet van de hotels door de coronacrisis nog zwaar onder druk staat (lagere bezetting én lagere overnachtingsprijzen) en het nog de vraag is of met name de zakelijke reiziger weer in dezelfde mate terug komt na corona. Het grootste deel van de hotels in Haarlemmermeer is gericht op de zakelijke markt.

Conclusie

Op basis van het geschetste meerjarenbeeld, mede dankzij de ombuigingen en ondanks de benoemde onzekerheden, staat de gemeente Haarlemmermeer er financieel goed voor. Op basis van de cijfers die nu voorliggen valt er voor de korte termijn wat te kiezen. Op de lange termijn is de financiële ruimte op basis van de huidige informatie een stuk kleiner en daardoor is het lastig een gedegen structureel beleid te voeren.
De financiële weerbaarheid van de gemeente is goed. Met name ons weerstandsvermogen in de vorm van de Algemene dekkingsreserve is uitstekend. Hierdoor kunnen we onze risico's goed afdekken. Een continue punt van aandacht blijft de hoogte van de schuld. De netto-schuldquote is hoog ten opzichte van de andere gemeenten. De verwachting is dat deze ook hoog zal blijven en nog hoger zal worden. Dit mede als gevolg van de noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen in verband met de ambities op het gebied van de groei van de gemeente.