2.1 Uitgangspunten Programmabegroting 2022-2025

Voor het opstellen van de programmabegroting worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: een structureel sluitende begroting van baten en lasten; een solide financiële positie; financiële meevallers vloeien terug naar de algemene middelen; tegenvallers worden zoveel als mogelijk opgevangen binnen het desbetreffende onderdeel van de programmabegroting en nieuwe taken die in de toekomst door het Rijk worden overgeheveld naar gemeenten, moeten worden bekostigd met de middelen die daarvoor van het Rijk worden ontvangen.

Het meerjarenbeeld laat een groot tekort zien. De raad is hierover al geïnformeerd in de brief van 14 januari 2021 met als onderwerp Decembercirculaire 2020 en perspectief meerjarenbeeld (X.2020.07188). In deze brief is als indicatie gegeven dat het tekort een bandbreedte zou hebben van € 10 tot € 20 miljoen in de laatste jaarschijf. Deze indicatie wordt nu bevestigd, waarbij het tekort in 2025 nu geraamd wordt op € 15,2 miljoen.

Het samenstellen van het meerjarenbeeld is altijd een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen. In de ramingen wordt zo goed mogelijk rekening gehouden met bekende informatie. Maar het blijft een inschatting, waarbij sprake is van onzekerheden. Op basis van de gemaakte inschattingen van de ontwikkeling van het meerjarenbeeld is een pakket aan ombuigingen noodzakelijk om in de toekomst tot een sluitende begroting te komen. Het college voert meerdere gesprekken met de gemeenteraad om tot een gebalanceerd pakket aan ombuigingen te komen. De besluitvorming voor dit pakket zal voorlopend zijn op de Programmabegroting 2022-2025, waarbij de gemeenteraad zal besluiten over concrete voorstellen om het meerjarenbeeld weer toekomstbestendig te maken. De verwerking van dit pakket zal zo concreet mogelijk worden opgenomen in de Programmabegroting 2022-2025.

Het totaal van de ombuigingsvoorstellen dat de raad moet vaststellen, moet reëel zicht bieden op een structureel sluitende meerjarenbegroting in de Programmabegroting 2022-2025. De verwachting is dat de ombuigingen niet direct in het begrotingsjaar 2022 tot een structureel en reëel evenwicht leiden. Een incidentele onttrekking aan de Algemene dekkingsreserve ter dekking van het tekort zal dan nodig zijn. Om te voorkomen dat de gemeente onder preventief toezicht van de provincie komt te staan, is het noodzakelijk dat in de programmabegroting een meerjarenbeeld wordt opgenomen dat op basis van concrete voorstellen en besluiten structureel en reëel in evenwicht is.

Onzekerheden

Het is dit jaar extra lastig om de financiële ruimte voor de jaren 2022 en verder te ramen. Dit heeft meerdere oorzaken. Zo is de structurele doorwerking van de coronacrisis moeilijk tot niet in te schatten. Verder is niet bekend of het Rijk de gemeenten (voldoende) gaat compenseren voor de extra lasten op het gebied van het sociaal domein (jeugdzorg en abonnementstarief Wmo) en nieuwe taken zoals de Omgevingswet, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen en het Klimaatakkoord.
Ook de uitkomsten van de herijking van de verdeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds blijven onzeker. Begin 2021 zijn de eerste uitkomsten gepubliceerd, wat voor Haarlemmermeer een nadeel van circa € 0,6 miljoen liet zien. Dit herverdeelvoorstel is om advies voorgelegd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). Naar aanleiding van vragen van de ROB en van gemeenten heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aangegeven het verdeelvoorstel nog een keer kritisch tegen het licht te houden. De verwachting is nu dat in juni een aangepast verdeelmodel gereed is. Hierdoor blijft het nu onzeker wat de effecten voor Haarlemmermeer zijn. Tevens is nog onzeker wat het regeerakkoord van het nieuwe kabinet voor positieve of negatieve effecten heeft voor de gemeentefinanciën.

Voor de jeugdzorg is duidelijk dat de gemeenten grote tekorten hebben die niet beïnvloedbaar zijn binnen het bestaande stelsel. Uit het rapport Stelsel in groei van Andersson Elffers Felix (AEF) van 15 december 2020 blijkt dat het niet beïnvloedbare structurele tekort van de jeugdzorg € 1,5 miljard is. Hiervan heeft het Rijk tot en met 2022 € 0,3 miljard eenmalig gecompenseerd. In ons meerjarenbeeld gaan we ervan uit dat dit bedrag structureel beschikbaar komt, voor onze gemeente een bedrag van € 2,0 miljoen. Nu het Rijk voor 2021 al extra middelen ter beschikking heeft gesteld, wat neerkomt op circa 50% van het door AEF becijferde tekort, achten wij het verantwoord ook in 2022 en verder hiermee rekening te houden. Middels een stelpost wordt nu rekening gehouden met een compensatie van € 5,1 miljoen. Het risico bestaat dat het Rijk geen compensatie of een lagere compensatie verstrekt. Dan ontstaat er een extra structureel nadeel voor het meerjarenbeeld.

Omdat het demissionaire kabinet geen extra middelen wil toekennen, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een arbitrage in gezet. De uitkomst van die arbitrage zou in mei 2021 bekend moeten zijn. Maar die uitkomst is voor het Rijk semi-bindend, wat inhoudt dat het kabinet een voorbehoud maakt voor de instemming van de Eerste en Tweede Kamer.

Of voor de genoemde nieuwe taken voldoende compensatie komt, wordt wellicht duidelijk in de Voorjaarsnota 2021 van het Rijk en in de meicirculaire gemeentefonds 2021.

Zoals hiervoor aangegeven bieden wij de raad een pakket aan ombuigingen aan dat voldoende is om het nu geconstateerde structurele tekort te dekken. Het debat over de ombuigingen en de besluiten die de raad hierover neemt, samen met het de vastgestelde voorjaarsrapportage moeten leiden tot een meerjarenbegroting die sluitend is.